Kalf (misschien verdien ik het wel)

Ik kan ze allemaal opnoemen,
de monsters die me
’s nachts wakker houden
en door mijn geest spoken.

De eerste is Jonas. 
Hij zit in mijn klas.
En dan is er
zijn beste vriend
Martijn.
En ook Lucas
van de hogere klas.

Ik lig dan wakker
en ik denk
aan de voorbije dag
en aan wat ze deden
en zegden
en hoe ze me noemden:
groene scheet,
en ochtendprut.
Ik weet niet waarom
ze mij zo noemen,
maar dat
doet er niet toe.
Want ze lachen
en hebben veel plezier.

Ik weet dan niet wat zeggen.

En de leerkrachten
zien het niet,
ook al gebeurt het
op de speelplaats
en weet iedereen het.

Ik lig nu wakker
en denk 
aan de voorbije dag
en ik probeer
antwoorden
te verzinnen
op hun gepest
en geplaag.

En ik besef,
zo gaat het altijd.
In mijn bed lukt het
de woorden te vinden
om hen van antwoord
te dienen,
en in mijn gedachten
geef ik Jonas
een duw terug
en Lucas
krijgt een stamp
tegen zijn schenen.

Maar op de speelplaats
morgen
zal ik weer
niet weten
wat ik moet doen,
en vergeten zijn
wat ik zonet  
heb bedacht
of het gewoon
niet durven.

Wat ben ik toch een kalf.
Misschien
verdien ik het wel
dat ik zo gepest word.