Appelen en bomen (Het moest er van komen)

Ik heb mijn vader nooit gekend.
Hij zat in de gevangenis  
gedurende heel mijn kindertijd.

Ik vroeg mijn bomma eens naar mijn vader.
Ik was nog klein.
En ze zei,
Dat is een tragedie.
Ik wist niet wat tragedie betekende
en keek haar vragend aan.
Je grootvader was ook zo,
zei ze,
en hij is voor je vader
altijd 
een slecht voorbeeld geweest.
Een slecht voorbeeld.

Ik keek haar niet begrijpend aan.
Onder een appelboom
vind je appelen,
geen peren
zei ze.

Ik lachte
want ik vond het grappig.
Maar zij lachte niet.
Ik begreep het niet.
en ik vroeg,
maar wat is er dan met mijn papa?
Toen begon ze te wenen.
Ik heb haar
nooit meer
naar mijn vader
gevraagd.

Pas na de geboorte van mijn zoon
begon
ik
haar
stilaan
beter
te
begrijpen.

Ik wist snel dat ik geen goed voorbeeld voor hem zou zijn.
Ik ben wantrouwig
en kort van stof.
Altijd geweest.
Ik geloof niet zo
in de goedheid van de mens.
Als de mens
een fabriek zou zijn,
denk ik soms,
dan zou die twee dingen fabriceren:
woorden en stront.
Het ene vervliegt met de wind.
Het andere stinkt
en
blijft aan je schoen plakken,
als je er per ongeluk in trapt.

Met zo een overtuiging kom je natuurlijk in de problemen.

Je wordt van school gestuurd.
Je drinkt te veel
en valt dan meisjes lastig.
Je brengt je zaterdagavond door
bij hooligans en boelzoekers,
en telkens weer
wil je hen bewijzen
dat je er bij hoort.

Maar hij was mijn zoon en ik wilde het beste voor hem.
Ik wilde vermijden
dat hij werd zoals ik.

Ik besefte dat ik
een slecht voorbeeld was
en ik probeerde hem
goede raad te geven,
over hoe hij moest leven,
want ik wilde zo graag
dat hij niet in dezelfde
drollen trapte
als ik al mijn hele leven deed.
Doe wat ik zeg,
doe niet wat ik doe,
zei ik hem altijd,
en ik herhaalde het vaak,
Doe wat ik zeg,
doe niet wat ik doe.

Maar hij leek vooral naar me op te kijken, 
met zijn oren toe.

Mijn armen staan vol
met tattoos van blote wijven
slangen en skulls
en dat stak zijn ogen uit.
En ook
dat ik op café
niet op mijn kop
liet kakken
door niemand,
en dat ik iedereen
van antwoord diende
die daaraan twijfelde.

Dat vond hij geweldig.
Zo ging dat jaren lang.
Hij keek naar me op,
was doof voor mijn goede raad
en werd meer zoals ik.
Ik heb het vaak ontkend,
en wilde het liever niet zien,
want ik genoot van zijn bewondering.
Ja, ik genoot ervan.

ik wilde niet zien
wie hij aan het worden was.
Maar het is deze week
pijnlijk duidelijk geworden.

Het moest er van komen.
Het moest er van komen.
Hij heeft een gast
- zonder aanleiding
naar het schijnt -
afgeslagen
in een café,
en nog wat stampen gegeven
toen hij op de grond lag
en die gast is nu dood.

Het moest er van komen.

Ik denk dan terug aan mijn bomma
en haar verhaal van appelen en bomen.
Ik heb het geprobeerd,
maar ik kon het niet voorkomen.

Hij had me beter nooit gekend.

Eenvoudig verhaal over stil verdriet


Mijn zoontje heeft niet lang geleefd.
Er was iets
met zijn hartje.
Hij leefde eventjes,
en dan niet meer.
Hij heeft nooit gelachen
of gehuild,
ook nooit gespeeld.
Hij leefde in stilte.

Vijf jaar geleden
is hij gestorven
en begraven.
Ik zing nog elke avond
voor het slapengaan
een liedje voor hem.
In stilte.

Machteloosheid


Het regent
nu al dagen
aan een stuk.
De windstoten
zijn genadeloos hard.
De bomen buigen. 
Sommige barsten.
Sommige breken.
De weerman
weet het ook niet meer.

Ik weet het wel.

De natuur is boos.
We zijn te lang
zonder respect
met haar omgegaan.
Nu is het genoeg.
De natuur is boos
en het verval is begonnen.

Ik ben bang.

Mijn man probeerde
me gerust te stellen
maar dat ging niet.
Hij stuurde me naar de huisarts.
Die wist ook niet
hoe hij mij kon helpen,
maar hij noemde het
een angststoornis
en hij stuurde me naar jou.

Nu zit ik hier,
uitgewaaid
en nat van de regen
-sorry voor je tapijt.
Hoor je de regen tegen de ruiten kletsen?
Hoor je de wind in de schouw loeien?
Dat is echt loeien, he,
niet gewoon huilen.

Ja, dat maakt me dus bang,
maar nu zit ik hier,
en ik vraag me af,
hoe je mij
van mijn angst
af gaat helpen.