De Mol


De mol is mijn voorbeeld.

De mol is blind.
De mol is slim. 
Regen, sneeuw en storm.
Donder en bliksem.
Het kan hem niet deren.
Hij weet nauwelijks wat voor een weer het is.
Want de mol is blind
en hij trekt zich er allemaal niets van aan.
Hij trekt zich er niets van aan.

Ik ben als de mol. 
Ik ben blind
en ik zie de stormen niet
die plots kunnen ontstaan,
en die ik zou moeten ondergaan,
als ik ze zag. 
Maar ik zie ze niet,
want ik ben blind
en ik ga ondergronds.

Ik ben als een mol.
Ik ben niet enkel blind.
Ik laat me ook niet zien. 

De mol zit diep in het donker te wroeten.
Ze zien hem niet.
Hij laat enkel hier en daar wat hoopjes achter. 
Hoopjes.
Zo weten ze dat hij er is. 
Maar ze weten niet waar hij is,
en ze zien hem niet.

Blind zijn is slim.
Maar het is niet gemakkelijk.
Want je bent wel heel alleen.
Heel alleen.
Onzichtbaar zijn is ook slim.
En het is ook niet gemakkelijk.
Want het kost veel moeite
omdat je je moet verstoppen.
Goed verstoppen.

Ik kruip zoveel mogelijk weg in mijn kamer. 
Correctie: Mijn kamers.
Want ik heb er twee. 
Eén bij mijn vader
en één bij mijn moeder.

“Beide kamers zijn even leuk.”
Dat zeg ik tegen mama.
“Ze zijn even leuk,” verzeker ik haar.
“Is je kamer bij papa groter?” vraagt ze.
“Neen mama, ze is even groot.”
“Is je kamer bij papa mooier?”
“Neen mama, ze is even mooi.”
“Maar er moet toch een verschil zijn?”
Dan benadruk ik:
“Beide kamers zijn leuk,
ze zijn anders
maar ze zijn allebei leuk.”
En mijn moeder blijft vragen,
en ik blijf me verstoppen. 
Want ik ben een mol,
en ik laat me niet zien. 

Om me te verstoppen duik ik vaak in mijn Play Station.
Ik houd van GTA, want in die wereld hoef ik me niet te verstoppen. 
Daar rijd ik als Trevor met mijn Mustang door Los Santos. 
Daar moet ik me niet verstoppen want ik heb een machinegeweer
en ik knal iedereen neer die me in de weg staat,
en ik heb mijn vrienden, en die staan aan mijn kant.
Als ik neergekogeld word doet het geen pijn. 
En woorden doen in Los Santos ook geen pijn.
En door onder te duiken in mijn Play Station.
zien ze me niet meer,
en raakt het me niet wat ze over me zeggen.

Ik heb de laatste tijd iets nieuws geleerd....
Blind zijn is belangrijk, maar het is niet genoeg.
Onzichtbaar zijn ook niet.
Je moet ook nog doof zijn.
Je moet ook nog doof zijn.
En dat is niet gemakkelijk.

Dat merkte ik de laatste tijd.
Want ik hoorde moeder roepen aan de telefoon. 
Ze gilde “Je bent een beest.”
En ik nam mijn iPod en ik deed mijn oortjes in
en zette de muziek luid.
Heel luid. 
Ik kon haar niet meer horen.

Later kwam mama naar mijn kamer. 
Ik zag dat ze had gehuild. 
Ze zei “Zet die muziek wat stiller, 
want zo word je nog doof.”
Ik haalde mijn schouders op
en dacht 
dat is juist de bedoeling.
Dat is juist de bedoeling.

En nu zegt papa dat ik naar een therapeut moet gaan.
“Waarom?” vraag ik.
“Ik maak me zorgen over jou. 
Je bent zo afwezig. ”
En mijn moeder wil ook dat ik in therapie ga.
“Je zit in je eigen wereld,” zegt ze, 
“en je lijkt niet te weten wat er in de echte wereld gebeurt.”

Ik haal mijn schouders op
en denk
Dat is juist de bedoeling.
Dat is juist de bedoeling.