De Pif Poef Paf Blues


In d’eetzaal van het rusthuis
zag ik mijn opa zitten.
Iedereen was vroom en stil;
ze waren aan het bidden.

Die stoel naast mij is vrij, zei hij,
Ge moet niet blijven staan.
'n beroerte velde de Lucien.
‘t Was zijn beurt om te gaan.

D'ambulance kwam 'm halen
en verdween dan weer vlug.
We wachten onze beurt af.
Wie ze halen komt niet terug.