Mijn zoontje heeft niet lang
geleefd.
Er was iets
met zijn hartje.
Hij leefde eventjes,
en dan niet meer.
Hij heeft nooit gelachen
of gehuild,
ook nooit gespeeld.
Hij leefde in stilte.
Vijf jaar geleden
is hij gestorven
en begraven.
Ik zing nog elke avond
voor het slapengaan
een liedje voor hem.
In stilte.
In stilte.